Anatomy of a typeface (Dutch)
Er is een standaard set van begrippen die de verschillende onderdelen van een letter(type) beschrijft. Deze termen, en de delen van de letter die ze beschrijven, worden de ‘anatomy of a typeface’ genoemd. Door de letters in delen op te breken, kan iedere type designer beter begrijpen hoe een letter gecreëerd wordt en hoe je deze kennis zo effectief mogelijk inzet.
In dit artikel vind je ook de namen van de onderdelen van het basis grid van een font. Wat is een x-hoogte, wat is een kapitaalhoogte, wat is de basislijn, etc. Deze informatie is een must-have voor elke typograaf of type designer.
Tussen haakjes vind je de Engelse begrippen van de elementen van de anatomie van een lettertype. Deze moet je weten als je in het internet naar uitgebreidere informatie gaat zoeken. De type design industrie is namelijk voor het grootste gedeelte Engelstalig.
Het basis grid
Basislijn (Baseline)
De onzichtbare lijn waarop de letters zitten. De basislijn wordt ook de letterlijn genoemd.
Kapitaalhoogte (Uppercase height)
De letterhoogte van de hoofdletter, gemeten aan de hoogtemaat.
Staartlengte (Descender length)
De afmeting van de staart die uitsteekt onder de basislijn. Staartletters uit een lettertype zijn: g, j, p, q, ij, y.
Stokhoogte (Ascender height)
De afmeting van een letter gemeten vanaf de onderkant van de x-hoogte (de basislijn) tot het uiteinde van de stok van die letter.
x-hoogte (x-height)
De hoogte van de onderkastletters zonder stok of staart, zoals de kleine letter x.
Elementen
Arm (Arm)
Een korte horizontale dwarsstreep die niet verbonden is aan één of beide uiteindes. Bevind zich in de letters E, F, L, T, of schuin in de letters Y en K.
Been (Tail)
Een neerwaartse streep, vaak decoratief.
Boog (Bowl)
Een gebolde streek die de pons van een letter insluit, bijv. bij de letter a.
Corps (Corps)
In de typografie wordt de grootte van de letter aangeduid met de term ‘corps’. Het corps van een lettertype bestaat uit [ stok + x-hoogte + staart ], dus de fysieke totale ruimte die een lettertype in de hoogte inneemt. Het corps wordt meestal uitgedrukt in punten. Het probleem is dat er verschillende definities van het begrip ‘punt’ bestaan. Zo zijn er Pica-punten, Didot-punten en fractionele punten.
Dwarsstreep (Crossbar)
Een horizontale dwarsstreep die twee balken met elkaar verbindt, zoals in de de A en H, of eenvoudige streken als in de f en t.
Finial (Finial)
Een geknepen of gebogen uiteinde, bijvoorbeeld aan het uiteinde van de e.
Haarlijn (Hairline)
De dunne delen van een schreef lettertype. Deze haarlijnen zijn mede bepalend voor het contrast van het lettertype en de leesbaarheid.
Kapitaal (Uppercase)
Een letter, of een groep van letters, die gebruikt worden aan het begin van een zin of voor eigennamen.
Kleinkapitaal (Smallcaps)
Kapitalen die in een kleinere grootte gezet zijn dan de gewone kapitalen van het betreffende lettertype. Dit zijn kleine versies van kapitalen, speciaal ontworpen zodat ze passen bij het lettertype.
Kleinkapitalen zijn in de regel iets hoger dan de x-hoogte van onderkast letters. De vetheid wordt aangepast zodat ze passen bij de rest van de lettertekens. Als je namelijk kapitalen lineair verkleind worden ze te licht ten opzichte van de rest van de lettertekens. Dit moet optisch gecorrigeerd worden.
Ligatuur (Ligature)
Eén of twee letters die samengevoegd zijn tot een nieuwe letter. Dit kan zowel een functionele- als stylistische functie hebben.
Lus (Loop)
De (deels) ingesloten pons van een ‘double-story g’ die onder de basislijn uitsteekt.
Neerhaal (Diagonal stroke)
Een diagonale dwarsstreep.
Onderkast (Lowercase)
De letters met een kleinere vorm in een lettertype.
Oor (Ear)
Een smalle dwarsstreep die rechtsboven uitsteekt uit sommige onderkast g’s.
Opening (Aperture)
De opening van letters als C, c, S, s, a, e. Opening aan het einde van een open pons.
Pons (Counter)
Volledig of deels omsloten ruimte binnen een letter, zoals de O, a, e, p, maar ook de c en m.
Schreef (Serif)
Het onderdeel van een lettertype dat aan de uiteindes van de letters uitsteekt. De schreef is een niet-structureel detail.
Schouder (Shoulder)
Een gebogen streep die uit een balk komt.
S-curve (Spine)
De gebogen basis streep van een de letters S en s.
Spur (Spur)
Een klein uitsteeksel aan een gebogen streep.
Staart (Descender)
Een verticale streep die naar beneden uitsteekt. Deze komen voor op onderkast letters die onder de x-hoogte uitsteken. Staartletters uit een lettertype zijn: g, j, p, q, ij, y.
Stam (Stem)
Primaire verticale balk. Vaak is dit de dikte van alle verticale delen van de letters.
Stok (Ascender)
Een verticale streep die naar boven uitsteekt. Deze komen voor op onderkast letters die boven de x-hoogte uitsteken. Stokletters uit een lettertype zijn: b, d, f, h, k, l, t.
Top (Apex)
De scherpe punten waar de balken van letters als A, M, W samen komen in een hoek van minder dan 90º.
Verbinding (Link)
De verbinding die de boven- en onderkant van een ‘double-story g’ met elkaar verbindt.
Vlag (Terminal)
Het einde van een balk zonder schreef, bijv. de top van de letter f.
Tweet with us